Daar groeit het gras in de straten (=daar is het erg saai.)
De koe van de pastoor eet iedere dag mals gras. (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven.)
Gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt. (=sommige dingen hebben tijd nodig.)
het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn – ook gezegd als het ergens muisstil is)
Men kan moeilijk eigen wegen gaan zonder andermans gras plat te trappen (=Altijd alles en iedereen ontzien is onmogelijk.)